In het huis waarin Milio van de Kamp opgroeit is regelmatig geen licht of warm water en in de buurt waar hij woont is criminaliteit aan de orde van de dag. Toch lukt hem uiteindelijk wat zovelen niet lukt: ontsnappen uit armoede. Hoewel zijn docent hem adviseert 'iets lager te mikken', slaagt hij erin vanuit het vmbo de universiteit te bereiken. Maar de sociale stijging komt niet zonder offers.
In Misschien moet je iets lager mikken vertelt Milio aan de hand van zijn eigen ervaringen over de impact van armoede en kansen-ongelijkheid. Vervreemding van je familie, je nergens volledig thuis voelen, hoge schulden, depressie. Steeds weer loopt hij tegen de stigma’s rondom armoede aan. Dit boek legt glashelder de complexiteit van maatschappelijke ongelijkheid bloot. Het is geen lofzang op het idee dat je alles kunt bereiken, mits je hard genoeg je best doet. Wél is het een erkenning van de onvoorstelbare veerkracht van mensen die van jongs af aan geconfronteerd worden met hun ongelijke startpositie in het leven.