De Roemeense literatuur komt pas in de loop van de negentiende eeuw tot bloei, met als definitieve doorbraak de oprichting van Junimea (De Jeugd), in 1863. De leden van deze literaire kring putten met name uit de folklore, waardoor hun werk een uitstekend beeld geeft van het nationale karakter. Roemenië is op dat moment een betrekkelijk achtergebleven land waarin de tegenstelling tussen stad en platteland een grote rol speelt; maar in korte tijd ontwikkelt zijn literatuur zich tot een van de rijkste van Europa. In de twintigste eeuw ontstaat er naast de traditionele stroming een modernistische stroming en evolueren de Roemenen van trendvolgers tot trendsetters, vooral op het gebied van de experimentele literatuur. Ook tijdens het communistische tijdperk verscheen veel hoogstaande literatuur, waarbij de goede verstaander voor het juiste begrip tussen de regels door moest lezen. Jan Willem Bos heeft een representatieve keuze gemaakt die alle perioden van de Roemeense literatuur bestrijkt, van de boerenverhalen tot aan de postcommunistische renaissance.