De roman, Moeder waarom leven wij? (1932) van Lode Zielens (1901-1944) werd door Marnix Gijsen verwelkomd als Het eerste grote boek van de nieuwe generatie, terwijl Gerard Walschap juichte omdat het krachtdadig de traditie onzer slappe romankunst afsnijdt. Voor Zielens door een V2-bom in Antwerpen omkwam, beleeft zijn met de Driejaarlijkse Staatsprijs bekroonde roman al een zesde druk. Waaraan is die waardering toe te schrijven. Zielens, afkomstig uit het Antwerpse Sint-Andries kwartier, de parochie van miserie, bekijkt de sociale wantoestanden in de grootstad door de ogen van de kleine man vanuit kikvorsperspectief. Daardoor maakt hij de identificatie van de lezer met zijn personages mogelijk. Bovendien is zijn engagement geen loze kreet, maar doordrongen van een marxistisch aandoende maatschappelijke analyse. Tenslotte verruimt hij de sociale problematiek tot een algemeen menselijk tekort: existentiële onmacht en kwellende seksualiteit (wij lijden omdat wij leven).