Strontvliegen, opblaasnegers, gifmengsters, aardwormen, mieren met krabbenpoten, teddyberen, buikgedrochten, roze vissen, galgenmannetjes, onverschillige meeuwen, mastodonten, pimpelmezen, my little pony bruidsmeisjes, bijen zo groot als kleine chihuahua's, zwarte slangen, smeltende oma's, rusteloze benen, nagelbijters en gemetamorfoseerde cactee komen in een bonte stoet voorbij in deze gedichten van Daniël Dee. Ogenschijnlijk hebben ze niets met elkaar gemeen, maar er is wel degelijk een overeenkomst, al deze fenomenen bieden namelijk geen soelaas op verlossing. Of zoals Marjan Feith het verwoordde: 'Het is de beste, hartverscheurendste, grappigste wanhooppoëzie die ik in jaren onder ogen heb gekregen.'