Van Claude Monets eerste verblijf in Amsterdam, in 1871, zijn twaalf geschilderde doeken bekend. De ontdekking van een dertiende doek is een sensationele vondst waarvan de media nationaal en internationaal melding maken. De ontdekker, een Nederlandse verslaggever, komt er na zijn eerste triomfantelijke publicaties achter dat het bezit van het doek hem in levensgevaarlijke problemen brengt als hij en een bevriende kunstschilder geconfronteerd worden met de op de kunstmarkt actieve onderwereld.
Erik van Rijn, neef van de verslaggever en mede-eigenaar van een grand café in de Amsterdamse binnenstad, raakt ongewild betrokken bij de gebeurtenissen. Na een dodelijk ongeval wordt hij zelfs de hoofdpersoon in het mysterie van het inmiddels spoorloos verdwenen schilderij. Maar wat heeft dit allemaal te maken met een ogenschijnlijk geheel andere, sinistere en gewelddadige geschiedenis op het Afrikaanse continent, waar een man als een soort lokaas gebruikt wordt door een criminele organisatie? De twee verhaallijnen komen bijeen in een bloedstollend slot, spelend in een desolaat landschap in Zuid-Afrika.