In het vijfde jaar van het bewind van Toetanchamon groeien de problemen de veertienjarige farao bijna boven het hoofd: de Hettieten dringen op en enkele vazalstaten van Egypte zijn al veroverd. De priesters van Amon zijn verbitterd en vol wrok jegens de jonge koning. Wanneer de spion van Heer Meren, de vertrouweling en de Ogen en Oren van de farao, door een geheimzinnig ongeluk bij de tempel in Thebe om het leven komt, neemt de dreiging toe. Terwijl Merens zoon Kysen het onderzoek in de tempel leidt, waagt Heer Meren zelf zich aan een riskante onderneming. Daarbij tart hij niet alleen de priesters, maar moet hij tegelijkertijd Toetanchamon beschermen tegen verraders die zelfs binnen de muren van het paleis snode plannen beramen.