Verhalen over moord en misdaad vormen een belangrijk genre binnen de literaire traditie. Euripides laat Medea haar kinderen doden om zich te wreken op haar overspelige echtgenoot; in de bijbel eist Salomé het hoofd van Johannes de doper op een zilveren schaal; Shakespeares Lady MacBeth tracht tevergeefs het bloed van haar handen te wassen.
In veel misdaadverhalen speelt de vrouw een belangrijke rol, maar er zijn uiteraard ook talloze vrouwen die als auteur van misdaadverhalen een bijdrage geleverd hebben aan deze rijke traditie, met name in de twintigste eeuw.
In Moord met zachte hand presenteert Elizabeth George, de meest toonaangevende vrouwelijke misdaadauteur van dit moment, haar keuze uit de beste verhalen van die vrouwen.
Haar overzicht begint in Groot-Brittannië en het Gemenebest, waar de periode van 1920 tot en met de jaren vijftig 'the Golden Age of Mystery' genoemd wordt, met sublieme schrijfsters als Agatha Christie, Dorothy Sayers en Margery Allingham.
In de Verenigde Staten komt het genre wat later tot bloei, onder invloed van auteurs als Sara Paretsky en Sue Grafton, die de vrouwelijke variant op de keiharde private eye in het leven roepen.
Maar Elizabeth Georges collectie bevat ook misdaadverhalen van schrijfsters die je niet direct met het genre in verband zou brengen. Prachtige verhalen van auteurs als Nadine Gordimer en Joyce Carol Oates, die - net als elk andere verhaal in deze bundel - klassiekers zijn in het genre of voorbestemd om dat snel te worden.
Moord met zachte hand bevat de volgende verhalen:
Agatha Christie - Getuige à charge
Patricia Highsmith - Wie een kuil graaft voor een ander
Nadine Gordimer - Liefde op het platteland
Ruth Rendell - De ironie van haat
P.D. James - Een doodordinaire moord
Sue Grafton - Ze kwam niet meer naar huis
Sara Paretsky - De Andromache van Pietro
J.A. Jance - Dood van een overwinteraar
Minette Walters - Gevaarlijk leven
Lia Matera - De riviermonding