In mei 1940 is de dichter Gerrit Kouwenaar (1923-2014) zestien jaar en schrijft hij zijn eerste gedichten. Zes jaar later en een wereldoorlog verder is hij, zonder dat nog te beseffen, op weg om een van de meest invloedrijke Vijftigers te worden. De Tweede Wereldoorlog, die grote ontvormer van mens en moraal, heeft hem gemaakt tot de dichter die later liever ‘men’ dan ‘ik’ schreef en die, tot zijn dood in 2014, is uitgegroeid tot een van de grootste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw. In zijn dankwoord bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren in 1989 in Brussel sprak hij over de jaren 1940-1945 als een ‘leerschool die mij heeft bijgebracht dat woorden lege hulzen zijn als ze niet gevuld worden met je eigen leven en lichaam, je eigen sterfelijkheid.’
Morgen is het voor iedereen maandag belicht op uiterst boeiende wijze de periode van de bezetting en de eerste jaren na de oorlog, wanneer de dichter als kunstredacteur in dienst is van het communistische dagblad De Waarheid. Het verhaal is doorspekt met tal van niet eerder gepubliceerde gedichten, verhaal- en brieffragmenten.