Ravacur is een stad in opkomst, zegt men overal. Een stad die snel zal uitgroeien tot een welvarend rijk. Neara ziet haar kans wanneer haar oom erheen vertrekt voor zijn baan als belastinginner. Ze reist met hem mee in de hoop dat de stad haar andere mogelijkheden biedt dan een grimmige toekomst waarin ze hem opvolgt.
Al snel blijkt dat de beloofde welvaart een bittere nasmaak heeft. Rijkdom en voedsel wordt hier niet met iedereen gedeeld. Terwijl er een bijzonder strenge winter heerst, moeten bewoners buiten aan een muur bouwen.
Niet alleen Neara trekt de rechtvaardigheid hiervan in twijfel. Onder de dorpelingen hoort ze steeds meer gefluister over Orton, de naam die Ravacur vroeger droeg. Ze ontmoet mensen die terugverlangen naar het dorp zoals het vroeger was. Vira, die gelooft dat zij er is om hen van de kou en onderdrukking te redden. Déno, een verbannen jongen die weinig loslaat over wat hij met de sneeuw te maken heeft. En Firan, een rebel die achter zijn vrolijke masker een diepe duisternis verbergt.
Neara wordt steeds verder meegesleurd in de onrust. Als ze achter de prijs van haar keuzes komt, lijkt het al te laat om het dorp en de bewoners nog haar rug toe te keren.