In een slaperig Noors kustplaatsje, eind negentiende eeuw, stapt op een dag een geheimzinnige vreemdeling in een knalgeel pak aan land, met een vioolkist onder zijn arm en een flesje blauwzuur in zijn vestzak. Hij neemt zijn intrek in het hotel en zet door zijn onvoorspelbare gedrag al snel het stadje op zijn kop. Hij speelt mensen tegen elkaar uit, haalt hun duistere verlangens naar boven en suggereert dat hij hun geheimen kent.