Een negenjarige jongen wordt tijdens een inzinking van zijn door oorlogsherinneringen gekwelde vader opgevangen in het huis van zijn grootouders. Maar in dat huis wacht hem een andere oorlog: de vrouw die door de barse grootvader was aangenomen als ‘meid voor dag en nacht’ verzet zich steeds meer tegen haar dienende rol. Zij, Ommie, vervult de rol van grootmoeder en groeit uit tot vredestichter in de gehavende familie van haar broodheer. Ook tijdens de oorlog bleek zij al een heldin. De jongen spiegelt zich aan haar dapperheid en zij helpt hem zijn angsten te overwinnen. Er ontstaat een hechte band tussen die twee – gekleurd door hun hunkering naar liefde en erkenning.
In de reconstructie van Ommies leven en die ingrijpende zomer schakelt Van Dis op verrassende wijze van vroeger naar nu en laat zo zien wat het heden zegt over het verleden. Met Naar zachtheid en een warm omhelzen schrijft hij een vergeten hoofdstuk uit zijn oeuvre.