Midden in de nacht ontvangt de politie een noodoproep over een overval op een camping net buiten Stockholm. Het terrein is afgesloten, maar in een van de caravans
brandt nog licht. De agenten treffen er een verschrikkelijk tafereel aan. Vloeren, wanden en meubels, alles zit onder het bloed, een in stukken gehakt lichaam ligt op de grond. In de ruimte ernaast vinden ze jongeman die met zijn hoofd op een afgehakte arm ligt te slapen.
De jongen blijkt de zeventienjarige Hugo Sand, die lijdt aan een zeldzame, door nachtmerries veroorzaakte vorm van slaapwandelen. Hij kan zowel dader als getuige zijn, want hij herinnert zich niets meer van die nacht.
Joona Linna wordt gevraagd de zaak op zich te nemen, en hij neemt contact op met zijn oude vriend Erik Maria Bark om bij het onderzoek gebruik te maken van hypnose. Het is het begin van een gecompliceerde jacht op een beestachtige moordenaar.