Voor een groot deel echter bevat deze bundel nieuw werk, zodat met recht gesproken mag worden van Verpales herintrede - na veertien jaar stilte! - in de Nederlandstalige poëzie. Net als in zijn proza spelen in Verpales poëzie het gemis, de liefde en de ontoereikendheid van als ons streven een toonaangevende rol. Het leven wordt hier getypeerd als 'een eindeloze groet aan de doden' en van liefdestrouw heet het: 'Zo vatten wij elkaar weer treffend samen:/ elkanders hond. Met liefde afgericht.' De illusieloosheid wordt echter voortdurend getemperd door een zangerige, bijna weerbaar te noemen melancholie, een weldadige weemoed die deze gedichten in de emotionele sfeer trekt van de Portugese fado.