Gedichten als nomadische behuizingen
Het woord ‘nachtroer’, de naam van een Antwerpse nachtwinkel, vormt het vertrekpunt van de tweede dichtbundel van Charlotte Van den Broeck. Deze gedichten worden aangedreven door een diep verlangen naar ontheemding, verdwijning, naar een opgaan in de permanente stroom van het tomeloze leven: ‘iets in het vlees, uren na het schot nog, zal pulseren / tot ook dat op is, herinnering aan een hartslag / welk dier hielden we voor te willen raken?/ we jaagden altijd al op elkaar in onszelf’.