September 1943. De zomervakantie van de dertienjarige Carl, die in de kempen bij zijn grootouders woont, is bijna voorbij. Dagelijks dwaalt hij door de bossen, en toevallig ontmoet hij een buitenjongen, die niet tot de dorpsgemeenschap behoort en die met zijn moeder en zuster in een afgelegen schuur woont. De twee jongens sluiten vriendschap.