'Mijn letterkundige arbeid is zeker geen verpozing, veeleer een marteling waaraan ik mij helaas af en toe niet kan onttrekken.' Gezien deze uitspraak hoeft het niet te verbazen dat Willem Elsschot als literator geen veelschrijver is geweest. Dat blijkt niet alleen uit de omvang van het door hemzelf gebundelde werk, maar ook uit het aantal nagelaten verspreid gepubliceerde gedichten en prozateksten, zoals opgenomen in dit elfde en laatste deel van het Volledige werk. Toch geeft Nagelaten werk een gevarieerd beeld van ruim zestig jaar schrijverschap: Elsschot is niet alleen op de voet te volgen in zin ontwikkeling als jong, romantisch dichter, ook zien we hem aan het werk als vertaler van poëzie, als inleider van andermans werk, als spreker bij diverse literaire evenementen, als gelegenheidsdichter en, last but not least, als schrijver op leeftijd die worstelt met een nieuw verhaal. Want hoezeer hij zijn letterkundige arbeid dan ook als een marteling heeft ervaren, uit de hier bijeengebrachte stukken blijkt eens en vooral dat Elsschot tot aan zijn dood als literator actief is gebleven, anders dan hijzelf en anderen vaak hebben beweerd.