Hij speelt ons uit, legt in de as
wat brandde van verlangen.
Wij kijken, ver na sluitertijd,
onszelf aan. We zien ons verarmen.
Wij staan te barsten in ons spiegelbeeld.
Met Nagenoeg debuteert Filip Rogiers als dichter, elf jaar na zijn prozadebuut, de met de Debuutprijs 2012 gelauwerde verhalenbundel Nauwelijks lichaam. Hij rondt daarmee een thematische cirkel. Ook in zijn gedichten blijkt Rogiers namelijk een even verfijnde als genadeloze chroniqueur van het menselijk tekort.
Liefde wordt nagejaagd, maar verraden, verlangen beschaamd, intimiteit even hard gezocht als gevreesd en met de eerste aanraking begint ook de verwijdering. De helderheid van de taal contrasteert met de vaak gitzwarte en meedogenloos harde inhoud van nagenoeg elk gedicht in deze bundel. Soms lijken Rogiers’ gedichten op in taal gestolde depressies.
Nagenoeg bevat gedichten die Rogiers tergend traag liet rijpen. Tussen het oudste en het jongste gedicht zitten meer dan drie decennia. Ze vonden de voorbije jaren vaak hun weg naar Het Liegend Konijn en Poëziekrant.
Filip Rogiers (1966) kwam tot lyrische wasdom door lectuur van Tachtigers en Vijftigers. Als tiener was hij starstruck toen Simon Vinkenoog hem tijdens de Gentse Feesten op het podium riep om een gedicht voor te lezen. Hij recenseerde proza voor Knack en poëzie voor Poëziekrant voor hij in de journalistiek rolde. Sinds 2011 bouwde hij met zijn verhalen en romans ‘geduldig een literair reservaat uit’ – Dirk Leyman
De pers over Rogiers’ proza:
‘… een on-Vlaams ambitieuze roman’ – De Standaard over Angel
‘Een roman van hoog niveau’ – De Morgen over Verman je