Marita Mathijsen maakt al jarenlang de Nederlandse literatuur van de negentiende eeuw toegankelijk. Keer op keer laat ze zien ze dat er heel wat meer te beleven viel dan Multatuli of de Tachtigers. Mathijsen rekent af met het cliché van een jansaliegeest, dat in het collectieve geheugen lijkt gekerfd. Tegelijk legt zij het deuntje het zwijgen op van een romantiek waarin alleen maar artistiek werd gehunkerd naar het graf en louter geweend werd over onvervulbare liefde, die eigenlijk pas het allermooist was als de beminde was gestorven aan de tering. Mathijsen plaatst er een mythe tegenover van de werkelijkheid, waarbij ze laat zien hoe maatschappijbetrokken de letterkundigen van de negentiende eeuw waren.
In een aanstekelijke stijl brengt Mathijsen leven en werk van François HaverSchmidt (Piet Paaltjens), Aarnout Drost, Hendrik Tollens en Gerrit van de Linde (De Schoolmeester) voor het voetlicht. Ze onthult dat Mulisch' Twee vrouwen al in de negentiende eeuw is geschreven, door een vrouw. Uiteenlopende romans, gedichten, essays, brochures en vertalingen duidt Mathijsen binnen een permanent debat, waarbij spelling de maatschappij al in kampen kon verdelen. In dit bijzonder breed opgezette boek komen alle lijnen uit haar werk samen - een klinkende rehabilitatie van een tijdvak én van een literatuurbeschouwing.
Marita Mathijsen, hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, bezorgde De brieven van De Schoolmeester (1987) en schreef het standaardwerk Naar de letter. Handboek editiewetenschap (1995). Voor De geest van de dichter (1990) - gefingeerde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers - kreeg Mathijsen de Multatuli-prijs. Ze ontving in 1998 de Prins Bernhard Fonds Prijs voor de Geesteswetenschappen, vanwege haar verdiensten voor de Nederlandse letterkunde. In 2002 verscheen Mathijsens monumentale negentiende-eeuwse mentaliteitsgeschiedenis De gemaskerde eeuw.