Als Diderot (1713-1784), om wat afleiding te zoeken tijdens zijn uitputtende werkzaamheden voor de Encyclopédie, een wandelingetje maakt in de Jardin du Palais Royal en in het aangrenzende Café de la Régence naar het daar gebruikelijke schaakspel staat te kijken, wordt hij aangesproken door een oude bekende. Het is een merkwaardige figuur, een wat aan lager wal geraakte, maar zeer begaafde musicus, neef van de grote componist Rameau (1683-1764). Er ontstaat een gesprek over tal van thema’s, waarbij de neef, met groot cynisme en een verbijsterende verve, de ene paradox na de andere ten beste geeft. Wat hij beweert is uiterst controversieel. Zijn het de ideeën van Diderot zelf? Nee, maar het zijn ongetwijfeld wel cynische gedachten die bij hem opkomen als hij een blik werpt op het reilen en zeilen van de maatschappij.
In De neef van Rameau geeft Diderot blijk van een scherp waarnemingsvermogen. Alle personages zijn historische figuren, en de trefzekere beschrijvingen van personages, decors en handelingen openen de weg voor de realistische roman van de 19e eeuw.
De stijl van Diderot is uitermate levendig en meeslepend. Zijn zinnen passen zich soepel aan bij de bewegingen van de dialoog: nu eens lang en wat gecompliceerd, dan weer kort en bondig, altijd levendig, nooit saai. Zo toont Diderot zich in De neef van Rameau niet alleen een origineel denker, maar ook een groot en vernieuwend schrijver.