Twee Nederlandse reizigers ontmoeten elkaar kortstondig op een vliegveld in Mozambique. De accountant Fliers van Deventer heeft na een boekhoudschandaal een gouden handdruk van zijn bedrijf ontvangen. Hij vertrekt voor enige tijd naar de luxueuze villa van een vriend. Daar geniet hij van sigaren, strandwandelingen, het paradijselijke uitzicht over de oceaan en de contacten met andere expats. Wanneer hij zich opwerpt als de beschermheer van de zieke dochter van een van zijn
werknemers wordt hij meegesleurd in de chaos van de
Afrikaanse werkelijkheid.
De biologe Rineke Friedl is onderweg naar het afgelegen Afrikaanse eiland Île Europa. De groeiende rattenpopulatie op het eiland bedreigt de inheemse vogels en zeeschildpadden, en Rineke is vastbesloten deze indringers van het eiland te verdrijven. Langzaam raakt ze verstrikt in een machtsstrijd met de Franse soldaten die het eiland bewaken. De situatie wordt op scherp gesteld als een aangespoelde vreemdeling de macht probeert over te nemen.
Van Oord neemt de lezer mee naar Afrika, waar hij zelf ook heeft gewoond en gereisd, en houdt ons op lichtvoetige wijze een spiegel voor. Is het mogelijk uit de schaduw van het koloniale verleden te stappen? Fliers en Rineke worden op elk hun eigen wijze gedwongen een radicale keuze te maken.