Wie een blik op de literaire canon werpt, ziet dat de hoofdrollen aan mannen zijn toebedeeld. Als ze niet agressief zijn (Fight Club), zijn ze idealistisch (‘Titaantjes’) of geil (De Taal der Liefde). En steevast opgetekend door een man.
Zo bekeken zijn deze boeken een afspiegeling van de worsteling van de man met de man. Maar hoe moeten we ons verhouden tot deze masculiene leeslijst in tijden van #MeToo en Jordan Peterson, waarin de man is uitgegroeid tot de problematische sekse? Moeten we de boeken die ons de afgelopen decennia hebben verteld wat een man is en kan zijn dan maar ongelezen laten? Of kunnen we, nu mannelijkheid even hard wordt verdedigd als bestreden, het lezen van mannelijke klassiekers als een daad van nieuwsgierigheid, om niet te zeggen subversiviteit, beschouwen?
Jongens waren we biedt een caleidoscopische blik op mannelijkheid in de literatuur en onderwerpt klassiekers aan een nieuwe lezing. Van Baldwin tot Bordewijk, van Bellow tot Birney.
Met essays van onder anderen Marja Pruis, Rob van Essen, Maxim Februari, Niña Weijers, Lotfi El Hamidi, Theodor Holman, Joost de Vries, Rasit Elibol en Miriam Rasch.