'Iedereen die het dorp binnenging wist dat hij ging doden. De opdracht was om in My Lai zelfs geen kip in leven te laten, om alles wat leefde uit te roeien. Maar voor ons was het geen burgerbevolking, het waren Vietcong - leden of -sympathisanten. Toen ik er aankwam zag ik een vrouw en een man en een kind die naar een hut vluchtten. Ik riep in hun taal dat ze moesten blijven staan, maar ze bleven niet staan en ik had opdracht om te schieten en ik schoot. ja, dat deed ik: ik schoot. Ik maakte ze af Ook de vrouw en het kind. Het kind zal zowat twee jaar oud geweest zijn.' (Uit de getuigenverklaring van soldaat Varnado Simpson van de Compagnie Charlic.) 'Er zat een oudje in een schuilplaats. Hij zat daar helemaal in elkaar gedoken. Een stokoud oudje. Sergeant David Mitchell schreeuwde: maak hem af! Daarom maakte iemand hem af. We brachten mannen vrouwen kinderen en baby's bijeen midden in het dorp, als een eilandje. Luitenant Calley stoof op ons af en zei: jullie weten watje te doen staat, hè? En ik zei ja, en hij liep weg, maar na tien minuten kwam hij terug en zei: waarom hebben jullie ze nog niet afgemaakt? En ik zei tegen hem dat ik dacht dat hij alleen maar wilde dat wij ze bewaakten. En hij zei nee, nee, ik wil dat ze gedood worden. En hij begon op ze te schieten. En zei tegen mij dat ik ook op ze moest schieten. En ik laadde mijn M-16 geweer met vier patroonhouders voor in totaal achtenzestig schoten en die schoot ik op ben af en ik zal er misschien tien of vijftien hebben afgemaakt. En toen werden er nog meer mensen gevonden, en die werden in een hut gesmeten en in de hut werd een handgranaat geworpen. En toen brachten de jongens nog een stuk of zeventig, vijfenzeventig personen, daar voegden wij die van ons aan toe en luitenant Calley zei tegen me: Meadlo, we hebben nóg een karwei op te knappen. En hij ging naar die mensen toe en begon ze tegen elkaar aan te duwen, ze op elkaar te persen, op hen te schieten, en ook wij duwden en persten ze op elkaar en schoten tenslotte onze automatische wapens op hen leeg. De volgende dag trapte ik op een mijn. En verloor mijn voet. En dacht: God straft me voor gisteren.' (Uit de getuigenverklaring van soldaat Paul David Mcadlo van de Compagnie Charlie.)