Vanaf het eerste gedicht bevinden we ons in het instabiele universum van Godijn, waarin altijd wel iets aan de hand is, zelfs als dat niet zo is. Een hond blaft, een dichter discussieert met een collega en een filosoof staat moeizaam op uit zijn stoel. Dan keert een professor uit een vorige bundel terug, is het uit wraak of op zoek te gaan naar de eeuwige jeugd? En het ongemak wordt echt voelbaar in een reeks gedichten waarin een seriemoordenaar verslag doet van zijn executie. Zoiets hebben we nog nooit gelezen. En Wouter Godijn heeft het wéér voor elkaar.