In Credo (1951) belijdt hij: 'ik geloof in een rivier / die stroomt van zee naar de bergen / ik vraag van poëzie niet meer / dan die rivier in kaart te brengen'. Die inzet is in Nieuwe herinneringen onverminderd aanwezig. Nog altijd omarmt de dichter het volledige leven, hij bezingt zowel oude geliefden als dierbare vrienden, en stuntelt nog hevig in het heden: 'ouder word ik wel maar wijzer / wil maar niet lukken'.
Ook is de poëzie grimmig en wilskrachtig, zoals het lange 'Solo in een drankzuchtige aprilnacht.' Campert laat de poëzie niet wegglippen, en verzet zich tegen het verstrijken van de tijd.
Na Ode aan mijn jas (1997) is Nieuwe herinneringen een indrukwekkend vervolg op een vitaal en ontwapenend oeuvre.