In 1951 werd in de Herwijnse polder een jonge boer doodgeschoten bij een conflict dat feodale trekken vertoont. Het ging om een haasje. In 1958 begon in de Herwijnse polder de ruilverkaveling. Door deze ingreep zou het dorp uiteindelijk worden losgerukt uit zijn omgeving. In Nog in morgens gemeten onderzoekt en overdenkt Koos van Zomeren deze gebeurtenissen. Hij beziet de armoede van vroeger en herinnert zich mensen die hadden wat ze wilden hebben en waren wat ze wilden zijn. Hij beziet de Betuwse woeste gronden van vroeger en concludeert dat de vergankelijkheid zich voorgoed meester heeft gemaakt van ons landschap. Het Waaldorp Herwijnen stond ook centraal in Een jaar in scherven, Van Zomerens fameuze familiekroniek uit 1988.