Als zoon van een schoenmaker en een werkvrouw moest hij vechten om zich aan zijn armoedige milieu te ontworstelen, vechten voor een degelijke schrijversopleiding, vechten om zijn schrijversroeping te mogen volgen. Ook al werd hij bij zijn leven nog erkend als groot schrijver en mocht hij Goethe en Dickens tot zijn persoonlijke vrienden rekenen, de toon was gezet. Altijd was er de angst voor armoede en vernedering die hem kwelde, en altijd was er de angst voor de liefde. Andersen was weliswaar voortdurend verliefd, maar nooit op vrouwen die hem ook wilden. Dus vertrouwde hij zijn zielenroerselen toe aan een lange reeks dagboeken. Zijn zinnelijkheid kon hij echter niet zo eenvoudig het zwijgen opleggen. Diverse suggestieve notities in de tekst getuigen daarvan.
Deze prachtige selectie biedt een uniek inzicht in de literaire en persoonlijke ontwikkeling van een bijzonder schrijver. Het boek geeft en passant een panoramisch beeld van een belangrijke periode uit de negentiende-eeuwse Europese geschiedenis.