Het is januari 1938. Jozef Erdmann, een handelsreiziger, wacht in een hem vreemde stad in een hotel op zijn partner. Die man komt echter niet opdagen en Erdmann raakt langzaam maar onontkoombaar verstrikt in het web dat deze stad - elke stad - weeft voor de toevallige voorbijganger. Hij ontmoet allerlei mensen, begint een affaire met de vrouw van een der gegoede burgers. Hij raakt aan de drank, verzorgt zichzelf niet, laat zich in met mensen van het allerlaagste allooi en de liaison met zijn minnares loopt stuk. Zij vindt de dood onder verdachte omstandigheden. Erdmann heeft geen duidelijk doel en rent maar door tot hij erbij neervalt. Maar hij gaat niet alleen, ook de wereld glijdt naar de afgrond. En het noorderlicht, een natuurfenomeen dat in april 1938 in grote delen van Midden-Europa te zien was, lijkt dat te bevestigen. Een geweldige magnetische storm op de zon zette de hemel in vuur en vlam.