En dan zijn er al die misstappen, de verkeerde keuzes (nu mag je triomfantelijk grijnzen) en zo veel verspilde tijd. Ik zie Amsterdam blaken in zomerzonlicht en ik denk _ aan de dood. Ik lees kleurige en dansende poëzie en achter de kleuren en tussen de dansers hoor ik de dood, bronsstemmig. Ik schrijf je deze brief en ik denk _ aan de dood. In het kort: de dood is vaak in mijn gedachten de laatste tijd.’
‘Zelfmoord bestaat, lieve vriend. Zorg er wel voor dat je het doet, anders blijft het zo bij... precies, bij koketteren. Wil je je doodblowen of kapotzuipen? Ga je gang. Doe het vooral. De breedste horizonnen zullen je deel worden.
Als je me maar belooft alleen aan dat gebroken hart te sterven. Alleen aan die mooie illusie. Als je maar niet sterft aan gebrek aan wil.
Ik hoop dat ik nu schertsend genoeg klink. Ironisch genoeg. Koket genoeg. Ik heb daar een hard hoofd in. Ik heb het van vrienden meegemaakt _ wie doorgaat met het aankondigen van zelfmoord zal het uiteindelijk ook doen. De dappere toevoeging van de zelfmoordenaar in spe dat “hij het wel zal redden” heeft geen enkele betekenis.’
Hafid Bouazza en Gerrit Komrij schreven elkaar. Eerst in nrc Handelsblad, daarna in uitgebreider vorm. De schrijver en de dichter, de Marokkaanse Nederlander en de Nederlandse Portugees. Brieven over literatuur, het leven, de liefde en de dood. Twee ijzersterke schrijvers met een geheel eigen stijl en idioom weten elkaar op te zwepen en komen elkaar verrassend nabij in dit prachtige boek.