Toen Odysseus, koning van Ithaka, tegen Troje ten strijde trok, was zijn enige zoon, Telemachos, nog een baby. De jongen groeide op met een vader die alleen uit verhalen bestond: een man van duizend listen, die de poorten van Troje voor de verzamelde Griekse vorsten wist te openen door de valstrik met het houten paard... Tien jaar heeft die oorlog geduurd, en nog eens tien jaar heeft Ithaka op de terugkeer van zijn vorst moeten wachten. Ook voor de goden is Odysseus een man van verhalen: zij vermaken zich met zijn omzwervingen na de val van Troje. Hoog op de Olympos horen zij hoe hij de Kykloop verslaat, hoe hij vastgebonden aan de scheepsmast de verlokkingen van de Sirenen weerstaat, hoe hij een aantal jaren door een verliefde Kalypso wordt vastgehouden... Bijna twintig jaar duurt het dus voor Odysseus eindelijk thuiskomt van zijn tocht naar Troje en zijn daaropvolgende omzwervingen. Bijna twintig jaar duurt het ook voor Telemachos zich vermant en de kracht en de moed heeft zich te verzetten tegen de machtsbeluste vrijers van zijn moeder. En dat wordt tijd ook; zijn positie van kroonprins met een vader wiens troon nu al een half mensenleven leegstaat wordt steeds onwerkelijker.