In Om en nabij maakt Entius in haarscherpe beschrijvingen een rondgang langs de open grenzen van de tuin. Onvindbaar op Google Streetview, gelegen aan een ruisende waterval en omringd door eigenzinnige buren – je voelt al snel: deze plek is niet minder dan een idylle.
Maar Om en nabij neemt de lezer ook mee naar verscheidene huizen waar Entius heeft gewoond. Van de kamer die ze deelde met haar zus in hun ouderlijk huis, dat vooral van hun vader was, tot Betty Boop, het gekraakte pand in Amsterdam, en woningen van onbekenden waar ze logies vond tijdens een lange wandeltocht. Probleemloos schakelt Entius tussen plekken en periodes terwijl ze reflecteert op maatschappelijke kwesties als woningnood, gastvrijheid en migratie, en meer persoonlijke thema’s als haar ontmoeting met de vos, de schoonheid van de grote pimpernel, en de heimwee die haar overviel toen ze als kleuter op de vitrine van een snackbar zat. Steeds belandt ze bij diezelfde vraag: Wat betekent het om ergens thuis te zijn?