Op een zomerse dag zit Mario aan het water, aan de voet van de Olifantsberg. Hij bestudeert een krantefoto. Daarop zie je hoe een olifant vanaf grote hoogte uit een zweeftram valt. Of springt hij? Hetzelfde vragen de dieren van de Olifantsberg, bij wie het stuk oude krant terechtkomt, af. Het antwoord op die vraag is heel belangrijk, want de olifant op de foto is Hannibal, hun vriend. Pad, die het beste kan nadenken, weet ze ervan te overtuigen dat Hannibal springt en wel om op weg te gaan naar zijn vrienden op de Olifantsberg. In afwachting van zijn komst moet er een groot feest worden voorbereid, vindt Marter. En zo gaan de Eekhoorn Zonder Staart, de reumatische Kat, Witte Kip en vooral natuurlijk Zeugster druk in de weer. Ze poetsen, versieren, bakken en braden. Maar de zomer gaat over in de herfst, de ballonnen verslappen, de slingers worden vies en gaan kapot. Geen Hannibal te bekennen. En Pad voelt zich schuldig.