Het is 1999. Op een zomeravond, rond de klok van tien, verdwijnen alle snelwegen. Modderige vlaktes blijven achter en er duiken schimmige figuren op die zichzelf de engelen noemen. Alina en Sinem, Shirley en Julian, Lennard en Simon, Raziël en Jeremiël: allemaal doorkruisen ze deze nieuwe wereld, op zoek naar antwoorden.
Het is 2068. Ira woont in Dierenriem, een wijk in de Buitenste Randstad. Ze wantrouwt het gelijkmatige leven daar al langer, maar door de mysterieuze aandoening van haar moeder en de vondst van een bak vol oude systeemkaarten, lijkt niets meer te kloppen. Deze gebeurtenissen lokken haar steeds maar weer naar de snelweg, waar ze zich overgeeft aan het onbekende.