Spits schotelt Romeinse generaals voor die in Germaanse wouden aan de grens van hun wereld en voorstellingsvermogen
kwamen. Hij schrijft over de honger naar hout, betoverde bossen, geheimzinnige sprookjes en wolfskinderen. Het bos is de plek van zowel ontroerende als wrede sprookjes, van houtkap en natuurbeheer, van dwarse geesten en rebellen - en niet in de laatste plaats van onze angsten, dromen en verlangens. In het woud huizen verhalen over wie we als mens eigenlijk zijn.
Tussen deze wonderlijke verhalen door ontdekt de lezer hoe eiken groeien, hoe je hout oogst en hoe je in het bos de sporen van een wolf ontdekt. Een boswandeling zal nooit meer hetzelfde zijn.