Vanuit de stad Capri Sorrento, ingeklemd tussen de duistere, door regen gegeselde kloven van de berg Gamra, spannen krachten samen om Thaumas Elektra het zwijgen op te leggen.
Thaumas is geboren uit de schoot van een alom gerespecteerde familie van Jagers, de mensen uit de bovenwereld, die jagen op de gevleugelde 'duivels' die deze kloof al eeuwenlang bevolken.
Hij is een afvallige, een verstotene met kennis, maar bovenal: leider van de 'duivels' en dus een bedreiging.
Thaumas weet wat niemand behoort te weten: in de bergen van Gamra sluimert gevaar. Waarom zien anderen dat niet? Of toch wel? Immers: waarom komt er juist nu een delegatie van 'Het Kartel' naar deze godvergeten plaats van mijnwerkers, uitschot en vogelvrijen? En waarom levert het hoofd van een duivel nu ineens het tienvoudige van een gram Nod op?
Het zijn vragen waar de dochter van de Magister, een stokoude alchemist en een nukkige sheriff zich steeds drukker om maken. En zij zijn niet de enigen.