In een huisje dat uitkijkt over de winderige kust van Maine, is Wilder Harlow begonnen aan het laatste boek dat hij ooit zal schrijven. Het gaat over de eindeloze zomerdagen die hij als tiener doorbracht in Whistler Bay en over de seriemoordenaar die het kleine vakantieplaatsje tot zijn jachtterrein maakte. Over de dag dat hij en zijn vrienden, Nat en Harper, een verschrikkelijk geheim ontdekten in een van de grotten in de baai. Ze sloten op die onvergetelijke dag, zo lang geleden, een pact waarvan de weerklank nog steeds hun levens bepaalt.
Hoe meer Wilder schrijft, hoe minder hij op zijn geheugen kan vertrouwen. Hij begint aan zichzelf te twijfelen en dingen te zien die gewoonweg niet echt kunnen zijn – briefjes die duidelijk door iemand in het huisje zijn verstopt, maar de enige persoon die ze geschreven kan hebben is dood; een vrouw met donker haar die lijkt te zijn verdronken, maar nog om hulp roept; en hele hoofdstukken in zijn manuscript waarvan hij zich niet kan herinneren dat hij ze heeft geschreven. Wie, of wat, maakt Wilder gek?
Nu hij zijn eigen ogen niet meer kan geloven, begint Wilder te vrezen dat dit niet alleen het laatste boek is dat hij ooit zal schrijven, maar dat het hoogstwaarschijnlijk ook het allerlaatste is wat hij zal doen in zijn leven.