Op een zaterdagochtend wordt Nausikaä Vleugels ontvoerd aan de Donkvijver in Oudenaarde.
Nausikaä is de dochter van Adelbrecht Vleugels, een welbespraakt politicus die zich met felle uitspraken naar de top van het politieke leven in de Vlaamse Ardennen knokt. Vleugels telt zowel fervente aanhangers als hevige tegenstanders. Er wordt geen losgeld gevraagd. Maar de ontvoerders refereren in hun opeisingsbericht al meteen aan de Oudenaardse cultdichter Joti T’Hooft. Daarna stuurt het bizarre genootschap van de roze bril de politie raadselachtige boodschappen, die literaire verwijzingen bevatten die naar Nausikaä kunnen leiden.
Hoofdinspecteur John Six van de federale politie, zelf een groot literatuurliefhebber, bijt zich vast in de raadsels. Maar als hij een vingerkootje van Nausikaä aantreft, slaat de schrik hem om het hart. Hebben ze te maken met een psychopaat? Een tweede ontvoering lijkt ook al in die richting te wijzen.
Samen met Marlies Dewolf, zijn rechterhand, en met Ilse Waeterloos van het lab probeert Six zich een weg te banen doorheen het kluwen van intriges. Niets is wat het lijkt en niemand schijnt de volledige waarheid te vertellen. De gewelddadige dood van de eerste vrouw van Adelbrecht Vleugels, het gruwelijke geheim van een oud-leraar en de gespannen verhoudingen tussen de buren van het echtpaar bieden hem uiteindelijk een inzicht in de onthutsende waarheid.