Ze was teruggekomen! Daar stond ze. Haar bovenlichaam was onzichtbaar achter het houten bovendeel van de vestibuledeur, haar voeten waren zichtbaar door het glas van het benedendeel. Hij hoefde maar naar die deur te gaan om haar te hebben.
Maar de bel ging niet. Ze belde niet aan.
Wat moest hij doen? Deze kans grijpen om haar toch niet kwijt te zijn? Deze kans grijpen om haar van hem te verlossen?
Zij wist ook niet wat ze moest doen. Die voetjes stonden daar zeker al een minuut. De bel ging niet. Zij deed niets, hij deed niets. Hij martelde haar. Die voetjes martelden hem. Die voetjes! Oneindig kwetsbaar en lief.
Wat te doen?