Dit boek gaat over lezen: de geneugten van het lezen, leeshonger, de kunst van het lezen, het klassieke lezen, het van-de-hak-op-de-tak Lezen, het verplichte lezen, lezen als pose, de gevaren van te veel lezen. Cyrille Offermans blikt allereerst terug op een aantal voor de vorming van zijn smaak beslissende lees- en leerervaringen: de Blue Band-encyclopedie voor de jeugd, de boeken van Arendsoog, de literatuurlessen op school, de poëzie van de Vijftigers, het tijdschrift Merlyn, de jaren zestig.Vervolgens laat hij zien wat hij als analyserend en filosoferend lezer vermag. Aan de orde komen onder meer: een voorbeeldig gedicht van Claus, de late poëzie van Lucebert, de grimmige etsen van Hogarth, de mogelijkheidszin van Lichtenberg, de verzamelde gedichten van Bernlef, het literatuuronderwijs, de status van jeugdliteratuur, de cultuurfilosofie van Steiner, het proza van Nicolaas Matsier en Charlotte Mutsaers. Hugo Claus in de Standaard der Letteren: Sinds decennia heb ik nooit meer een criticus of recensent bedankt. Maar verleden week las ik een tekst van Cyrille Offermans over een gedicht van mij. Haha, dacht ik, eindelijk iemand die eens goed kijkt naar dat gepeuter waarmee ik bezig ben. Eindelijk schrijft er één man over op een manier waarvan je zou willen dat het altijd zo zou gebeuren. En toen heb ik na vijftig jaren eens een briefje geschreven. Cyrille Offermans (1945) is literair medewerker van Vrij Nederland en redacteur van Raster. In 1984 krijg hij de J. Greshoffprijs voor 'De kracht van het ongrijpbare'; in 1991 de Pierre Bayleprijs voor zijn hele kritische oeuvre.