Iedereen behandelt me nu anders. Alsof ik een kapotte pop ben waarvan de scheuren met lijm zijn dichtgeplakt. Het geeft niets. Hun medelijden kan ik wel aan. Maar niet die van hem. Niet Nicoli's medelijden. Ik haat hoe hij naar me kijkt, alsof ik een of ander fragiel poppetje ben dat hij niet durft aan te raken, te bang om me te breken. Ik wil dat hij me weer liefheeft zoals hij deed voordat deze hele nachtmerrie begon. Hij moet snappen dat ik sterker ben dan hij denkt. Ik ben geen slachtoffer en ik ben meer dan enkel een overlever. Ik ben een vechter. Dus terwijl Nicoli en zijn broers jacht maken op de man die me wilde breken, stippel ik mijn eigen pad naar wraak uit. Dit is niet de oorlog van Het Genootschap. Dit is míjn gevecht. Ik heb dat alles niet gewoon overleefd om te verliezen. Ik ben uit die hel gekropen als een nog sterkere vrouw. Een koningin. En Nicoli moet dat inzien. Hij moet stoppen met zichzelf de schuld te geven. Dat doe ik ook niet. Want hij was degene die me uiteindelijk heeft gered. Of moet het ergste voor ons nog komen?