De jonge Joris Mareel zit in zijn eentje in een Blankenbergs cafe kijken naar het vrolijke carnavalsgedruis rondom hem. Hij neemt niet actief deel aan het gejoel en de feestvreugde, want eigenlijk heeft hij geen vrienden. Hij droomt wel van mooie meisjes, maar hij heeft nog nooit ook maar een schijn van kans gehad bij het andere geslacht. Terwijl hij zijn weinig benijdenswaardig lot overpeinst, vangt hij een glimp op van Katja, het mooiste meisje van de badstad. Ze wenkt hem en als in een droom volgt hij haar naar buiten. Daar onthult zij hem een vreselijk geheim over zijn afkomst, wat Joris helemaal van zijn stuk brengt.
De volgende ochtend wordt het levenloze lichaam van de knappe jonge vrouw gevonden. Aangezien Joris als laatste met Katja gesignaleerd werd, volgt de politie zijn spoor. De jongen wordt in het nauw gedreven, maar hij slaagt er toch in uit de handen van Van In en zijn ploeg te blijven. De klopjacht neemt groteske vormen aan, maar de vraag blijft of de flikken wel op het goede spoor zitten.