Zoals dat meestal het geval is in Tonnus Oosterhoffs boeken waaieren de teksten in deze essaybundel over een breed spectrum uit. Gedachte-experimenten, klassieke verhandelingen, dialogen á la Diderot... aan genregrenzen laat Oosterhoff zich weinig gelegen liggen. Een onsamenhangende verzameling is het echter niet. Het is of ieder stuk op een geheimzinnige, originele manier een nieuwe laag onder het vorige legt, tegelijk over iets anders én over hetzelfde gaat. Steeds keren thema's terug als de verhouding tussen taal en werkelijkheid, de rijkdom van de verschijnselen voor de aandachtige waarnemer, zoals ook Oosterhoffs literaire helden Anton Tsjechow, Gustave Flaubert, Bruno Schulz dikwijls acte de présence geven.
Dit steeds op een andere manier hernemen van dezelfde thema's weerspiegelt Tonnus Oosterhoffs kijk op de wereld. Hij ervaart die tegelijk als één en eindeloos veelvormig. 'Er valt duizelingwekkend veel te zien en te ervaren,' zegt hij ergens, 'en de poëzie wijst daarnaar.' Voor de essays in dit boek geldt hetzelfde.
Dit steeds op een andere manier hernemen van dezelfde thema's weerspiegelt Tonnus Oosterhoffs kijk op de wereld. Hij ervaart die tegelijk als één en eindeloos veelvormig. 'Er valt duizelingwekkend veel te zien en te ervaren,' zegt hij ergens, 'en de poëzie wijst daarnaar.' Voor de essays in dit boek geldt hetzelfde.