Eenzelfde jongetje, kwetsbaar maar tevens onverschrokken, lijkt op te duiken in de verhalenbundel Ooms en tantes, tantes en ooms. In het titelverhaal vertelt hij over de merkwaardige zussen van zijn vader en de broers van zijn moeder - Leonard die haar een saxofoon nawierp in haar graf, Lothar die huilt onder zijn gepommadeerde haar. Het jongetje ondergaat hun gedragingen en humeuren, hij is de toeschouwer die door simpelweg te kijken en te luisteren leert hoe mensen in elkaar zitten. Ook in andere verhalen loopt hij rond, maar er zijn ook verhalen met geheel andere personages. De afstandelijke man die zichzelf trakteert op een vrouw, Pop Emmenthaler die poept in een schoenendoos, het mismaakte meisje dat verleidt word door een dwerg, de door jaloezie verteerde oude dame. De tragiek in hun leven liegt er nooit om en toch huppelen ze bijna door de bundel. Dat is te danken aan de vaart van de verhalen en aan Geelens stijl: opgeruimd, kordaat en onsentimenteel.