Omdat de Nazi's in de veroverde Oostelijke gebieden Estland, Letland, Litouwen, Oekraine en Wit-Rusland 'Lebensraum' wilden creeren voor raszuivere Germanen, werden vanaf 1941 in bezette landen als Nederland kolonisten geworven. Om de oostelijke veroveringen rijp te maken voor het duizendjarige Germaanse rijk, was veel kapitaal en arbeid nodig. Onder leiding van de felle rode nazi Rost van Tonningen droeg het bezette Nederland ook zijn steentje bij; ons land had immers eeuwen geleden al getoond succesvol te kunnen koloniseren. Enkele duizenden boeren en tuinders, vissers en turfstekers, bouwvakkers en elektriciens, automonteurs en zelfs obers gingen vanaf 1941 vrijwillig oostwaarts als ´Germaanse´ pioniers. Binnen enkele jaren was het grote avontuur over. Wat bezielde deze Nederlanders om deze pioniersrol te vervullen, waar werkten zij en hoe was hun verhouding met de Duitsers en de lokale bevolking? David Barnouw gaat in Oostboeren, zee-germanen en turfstekers op zoek naar dit nagenoeg onbekende verleden. Het resultaat is een verrassend document over een verrassend verleden.