De meer dan zestig gedichten van Op de hoge (2003) vormen tezamen een kroniek van een groei, zoals dat eigenlijk met alle poëziebundels van Otten het geval is. Dit is poëzie die direct uit het leven lijkt voort te komen, denkend, reflecterend en de ervaring zoekend.
Drie thema's staan in de bundel centraal. In de eerste plaats de overgave aan het mysterie - het terugdeinzen, moed verzamelen om door de knieën te durven gaan. Verder zijn er de vriendschaps- en liefdesgedichten, en is er een afzonderlijke reeks over Alexander de Grote, de heerser die zich godgelijk waande. Over dat alles schrijft Otten in een taal die hem eigen is: stevig, muzikaal en soepel, vol eigen woorden en eigenzinnige beelden.
Drie thema's staan in de bundel centraal. In de eerste plaats de overgave aan het mysterie - het terugdeinzen, moed verzamelen om door de knieën te durven gaan. Verder zijn er de vriendschaps- en liefdesgedichten, en is er een afzonderlijke reeks over Alexander de Grote, de heerser die zich godgelijk waande. Over dat alles schrijft Otten in een taal die hem eigen is: stevig, muzikaal en soepel, vol eigen woorden en eigenzinnige beelden.