In een rijkgeschakeerd mozaïek voert Tonnus Oosterhoff de kettingrokende dierenarts Roelof de Koning ten tonele. Wij volgen zijn gang door het leven en die van zijn metgezellen, babyboomers zoals hijzelf. Intussen wil deze ambitieuze roman door de bijzondere vertelwijze de chaos van het bestaan voelbaar maken. De toon is vitaal én wanhopig. De opbouw fragmentarisch; toch zijn er lange lijnen. De tekst ontroert, bedwelmt, stoot af, sleept mee, is langdradig, wekt de lachlust, verwart, zet aan het denken over de wereld... en treft de lezer ‘met het besef een broodkruimel te zijn op de rok van het universum’ (Lucebert).