Zijn uitspraken over verwante dichters, het onderscheid dat hij maakt in poëticale benadering en de literair-historische traditie waarin hij zichzelf plaatst zijn ongewoon helder. Dat hij in de lezing voor de kunststudenten zijn opvattingen adstrueert aan de hand van eigen gedichten is uniek.
Peter Hofman voorziet de redes van een literair-historische context; Jan Oegema werkt in een nawoord enige motieven uit.
Een tekening van Lucebert verluchtigt de uitgave.