In 'Op pad met de boswachter' vertellen negen beheerders van natuurgebieden over hun ervaringen in de gebieden waarin zij heer en meester zijn.
Het insectenreservaat op Texel, al geroemd door de oprichter van Natuurmonumenten, Jac. P. Thijsse; de terugkeer van de otter die plots weer was verdwenen in de Oostelijke Vechtstreek; de romantische Staringkoepel in De Graafschap; de morielje die is komen aanwaaien op Beeckestijn bij Velsen, maar goed geheim wordt gehouden; de przewalskipaarden die uitgroeiden tot de lievelingen van de boswachter in Zeeland; de mystieke kanten van het Waterloopbos in Flevoland.
De boswachters zijn zo gevarieerd als de natuur zelf. De een komt uit de ondernemerswereld en kon nauwelijks een beuk van berk onderscheiden, de ander is volledig vergroeid met zijn streek en kent er werkelijk álle geheimen. Maar een ding hebben ze gemeen: liefde voor het vak, zelfs al is hun werk de laatste jaren veranderd van minder bos naar meer bureau.
Geen van allen sluit de ogen voor de gevaren die op hen af komen. Als de belangen van de vogels, het bos of de hei botsen met economische wetten, lopen de emoties zo hoog op dat ze met de dood bedreigd of uitgescholden worden.
De boswachter van de 21e eeuw loopt niet meer rond in een knickerbocker, met een geweer op zijn rug en een hoed met een veertje op, maar is een moderne krijger in de strijd om het natuurbehoud. Ze heten nu gebiedsbeheerders of natuurmanagers.
Maar in hun hart zullen ze gewoon altijd boswachter blijven.