Opa’s roeibootje is klaar. Kleine broer staat al te springen. We gaan roeien, woordspelletjes doen en naar de grote oceaan kijken. Straks is alles van jullie, zegt grootvader: de roeiboot, de hut, de kampeerplaats. Maar dat wil ik niet. Ik wil opa niet kwijt.