Patricia Vlasman heeft een progressieve, ongeneeslijke hartafwijking. Moeder worden zit er voor haar niet in: een zwangerschap is veel te gevaarlijk. Totdat ze ondanks anticonceptie in verwachting raakt. Zij en haar man besluiten het kind te houden en in 2002 bevalt Patricia van een zoon. Ternauwernood overleeft ze de bevalling. Kort daarna krijgt ze ernstige hartritmestoornissen en wordt ze arbeidsongeschikt verklaard.
Als de Nederlandse cardiologen zeggen niks meer voor haar te kunnen doen wijkt ze uit naar de Verenigde Staten voor een second opinion: de Mayo Clinic ziet mogelijkheden om met een specifiek behandelplan een paar jaar tijd te rekken. Terug in Nederland, tussen controles en acute ziekenhuisopnames door, probeert ze een 'normale' moeder te zijn voor haar zoon. Maar hun leven is allesbehalve normaal - bij elke inspanning dreigt een hartritmestoornis. Haar zoontje krijgt van de juffrouw een schrift waarin hij mag tekenen als hij verdrietig is en Patricia geeft hem een mobieltje zodat hij 'papa kan bellen als er iets met mama is'.