'Opkomst en ondergang van de Citroën Berlingo' is een bundeling bitterzoete verhalen uit het leven van een geboren lanterfanter. Soms geestig, soms weemoedig, maar altijd autobiografisch. De verhalen spelen zich af in alle uithoeken van de wereld (Poolse kroegen, het strand van Boca Chica, de speelplaats van de Steinerschool, de heuvels rond San Francisco…), maar snijden in wezen steeds dezelfde thema’s aan. Ze gaan over vreugde en verdriet. Over de schoonheid van het alledaagse. Over de troostende kracht van humor. Over een reeks mislukte rijexamens, vaatwassers in sterrenhotels, de popularisering van rucola en biljarten om halfdrie ’s nachts met jonge hemelbestormers. En over de hunkering naar momenten van geluk.
Erg geestig en luchtig boek, maar ook heel eloquent geschreven, vind ik. Natuurlijk gaat het dus niet over de Citroën Berlingo, maar is 'n soort (humoristische) memoires van de auteur, de auto in de titel is het onderwerp van één van de verhalen. Prettige afwisseling van "zwaardere literatuur".